Hoofdstuk 2 Erkenning gasinstallaties
Actuele regelgeving
-
6.
Gebouw en uitrusting
- De werkplaats bestemd voor het keuren van gasinstallaties is overdekt, behoorlijk af te sluiten, goed verlicht en voorzien van verwarming.
- De in het eerste lid bedoelde ruimte heeft zodanige afmetingen en is zodanig ingericht dat de motorvoertuigen die behoren tot de groep waarvoor de erkenning voor de betrokken werkplaats wordt aangevraagd in deze werkplaats zodanig kunnen worden opgesteld dat zij van alle zijden goed toegankelijk zijn.
- In de in het eerste lid bedoelde ruimte is een voorziening aanwezig waarmee uitlaatgassen en andere gassen direct door een daartoe bestemde opening naar buiten kunnen worden gevoerd.
- In de in het eerste lid bedoelde ruimte kan de administratie van de keuringen behoorlijk worden uitgevoerd.
- In de werkplaats is een voorziening aanwezig die geschikt is voor het gebruik van datacommunicatie. Deze voorziening bestaat uit een computer of terminal met een modem, geschikt voor de toegangsstructuur van door de Dienst Wegverkeer geaccepteerde netwerken. Tevens is een voorziening aanwezig, geschikt voor aansluiting op de datacommunicatie, ten behoeve van het afdrukken van opnamekaarten gasinstallatie.
-
7.
- In de werkplaats bestemd voor het keuren van gasinstallaties is een doelmatige inspectieput of hefinrichting aanwezig die geschikt is voor de groep motorvoertuigen waarvoor de erkenning voor de betrokken werkplaats wordt aangevraagd en die is voorzien van een doelmatige verlichting. Wanneer niet duidelijk blijkt wat het draagvermogen van een hefinrichting is, wordt hiervoor door de fabrikant of een onafhankelijk instituut een verklaring overgelegd. Het draagvermogen wordt zichtbaar op de hefinrichting aangebracht.
- De in het eerste lid bedoelde inspectieput of hefinrichting is zodanig uitgevoerd dat de LPG-technicus in staat is de onderkant van een voertuig nagenoeg over de hele lengte rechtopstaand te inspecteren, hetgeen betekent dat wanneer de erkenning wordt aangevraagd voor:
a. voertuigen waarvan de toegestane maximummassa meer bedraagt dan 3500 kg, de hefinrichting een hefhoogte heeft van ten minste 1,35 m en de inspectieput een diepte heeft van ten minste 1,35 m;
b. voertuigen waarvan de toegestane maximummassa niet meer bedraagt dan 3500 kg, de hefinrichting een hefhoogte heeft van ten minste 1,65 m en de inspectieput een diepte heeft van ten minste 1,55 m.
3. In geval van een aanvraag van een erkenning gasinstallaties is ten behoeve van de controle van de afstelling van de koplampen met behulp van een koplamptestapparaat een voorziening aanwezig die bestaat uit:
a. een vlakke vloer van voldoende afmetingen of een hefinrichting waarop gelijktijdig zowel het te keuren voertuig als het koplamptestapparaat kan worden geplaatst, of
b. een vlakke vloer of rails, gelegen voor de hefinrichting waarop het koplamptestapparaat kan worden geplaatst, waarbij deze vloer of rails in een vlak moet zijn gelegen gelijk of evenwijdig aan de rijplaten van de hefinrichting.
4. De hefinrichting moet deugdelijk zijn en in een goede staat van onderhoud verkeren.
-
8.
Apparatuur
In de werkplaats is de volgende apparatuur aanwezig:
a. een uitlaatgastester met lambdabepaling;
b. een koplamptestapparaat welke voldoet aan hoofdstuk 8, afdeling 4, paragraaf 12, van de Regeling voertuigen;
c. een apparaat waarmee een gasconcentratie overeenkomende met 800 ppm koolwaterstoffen gedetecteerd kan worden, en
d. een toerenteller die voldoet aan de artikelen 8.4.15 en 8.4.16 van de Regeling voertuigen en is voorzien van: 1°. een CE-markering met een aanvullende metrologische markering, en 2°. een handleiding in de Nederlandse taal, waarin tenminste vermeld is een procedure voor het gebruik van de toerenteller;
e. een dubbel geïsoleerde veiligheidslooplamp dan wel een zaklantaarn, al dan niet voorzien van een oplaadbare accu, die enerzijds een zodanige lichtsterkte heeft dat ook moeilijk bereikbare onderdelen van een voertuig voldoende helder kunnen worden verlicht om een nauwkeurige inspectie van een voertuig mogelijk te maken en die anderzijds zodanig is afgeschermd dat degene die de keuring uitvoert niet door het uitgestraalde licht wordt verblind;
f. een meetband met een minimale nauwkeurigheidsklasse III van voldoende lengte;
g. basisgereedschap voor de keuring van de inbouw van een gasinstallatie,
h. een doelmatige bandenspanningsmeter en een doelmatige bandenpomp.
-
9.
Ten aanzien van de uitlaatgastester met lambdabepaling moet de aanvrager beschikken over:
a. de documenten als bedoeld in artikel 8.1.4, onder b, van de Regeling voertuigen, of
b. een geldig certificaat van herkeuring als bedoeld in artikel 8.1.1 van de Regeling voertuigen indien de documenten als bedoeld in artikel 8.1.4, onder b, van de Regeling voertuigen langer dan twaalf maanden geleden zijn afgegeven.
-
10.
De apparatuur, bedoeld in artikel 8, is deugdelijk en verkeert in een goede staat van onderhoud. -
11.
Personeel
- In de werkplaats moet ten minste één persoon werkzaam zijn die in het bezit is van een geldig diploma LPG-technicus.
- De LPG-technicus beschikt over een pas met een pincode verstrekt door de Dienst Wegverkeer ten behoeve van de afmelding, bedoeld in artikel 24, derde lid.
-
12.
Scholing LPG-technicus
- Het exameninstituut IBKI van de Stichting VAM is belast met het afnemen van het examen voor het diploma LPG-technicus.
- Het diploma LPG-technicus wordt afgegeven overeenkomstig een door de Dienst Wegverkeer goedgekeurd reglement.
- De Dienst Wegverkeer bepaalt aan welke voorwaarden voldaan moet worden voordat deelgenomen kan worden aan het examen LPG-technicus. Deze voorwaarden worden in de Staatscourant bekend gemaakt.
-
13.
- De pas, bedoeld in artikel 11, tweede lid, wordt op aanvraag verstrekt aan personen die een afschrift overleggen van het diploma LPG-technicus.
- De pas is vier jaar geldig. De geldigheid wordt met vier jaar verlengd als de LPG-technicus met goed gevolg een toets heeft afgelegd bij het IBKI.
- De toets wordt afgenomen overeenkomstig een door de Stichting VAM vastgesteld en een door de Dienst Wegverkeer goedgekeurd reglement.
-
14.
Erkenning behoudsbepalingen
- Indien zich een wijziging voordoet van de natuurlijke persoon, de rechtspersoon of de rechtsvorm, zijn zowel de natuurlijke persoon of rechtspersoon aan wie de erkenning oorspronkelijk was verleend, als degene die de bedrijfsvoering voortzet, verplicht de Dienst Wegverkeer hiervan zo spoedig mogelijk schriftelijk in kennis te stellen.
- Indien als gevolg van een wijziging als bedoeld in het eerste lid de bedrijfsvoering van de natuurlijke persoon, de rechtspersoon of de rechtsvorm waaraan een erkenning gasinstallaties is verleend, wordt voortgezet door een andere natuurlijke persoon of rechtspersoon, worden de toegekende bonus- en strafpunten van het systeem als bedoeld in artikel 67 en de opgelegde sancties beschouwd als te zijn toegekend aan deze natuurlijke persoon of rechtspersoon.
-
15.
Erkenningsvoorschriften
- De erkenninghouder verricht de keuring van gasinstallaties met inachtneming van de artikelen 6.1, 6.2, tweede lid, en 6.3 van de Regeling voertuigen en maakt gebruik van de in artikel 8 vermelde apparatuur.
- De keuring van gasinstallaties vindt slechts plaats in de werkplaats waarvoor de erkenning is verleend.
- In de werkplaats worden slechts keuringen verricht van gasinstallaties in motorrijtuigen waarvoor de erkenning voor de betrokken werkplaats geldt.
- Het boekwerk ‘Regelgeving keuring gasinstallatie’ wordt door de erkenninghouder beschikbaar gesteld aan de LPG-technicus. De erkenninghouder draagt er tevens zorg voor dat de voorgeschreven boekwerken tot en met de laatste wijziging zijn bijgewerkt.
-
16.
- Vanaf de buitenkant van elke werkplaats waarvoor de erkenning geldt, is op een door de Dienst Wegverkeer vastgestelde en in de Staatscourant bekendgemaakte wijze zichtbaar dat de erkenning is verleend.
- In elke werkplaats waarvoor de erkenning geldt, is de door de Dienst Wegverkeer afgegeven beschikking, waaruit blijkt dat voor de werkplaats een erkenning is verleend, aanwezig.
- Op verzoek van de aanvrager van een keuring van een gasinstallatie wordt de in het tweede lid bedoelde beschikking ter inzage gegeven.
-
17.
De werkplaats waarvoor de erkenning geldt, moet voortdurend blijven voldoen aan de in de artikelen 6 tot en met 10 gestelde eisen. -
18.
In elke werkplaats waarvoor de erkenning geldt, is steeds ten minste één persoon werkzaam, die voldoet aan het vermelde in artikel 11. -
19.
Aan een op grond van artikel 23k van het Besluit voertuigen bestaande verplichting wordt gevolg gegeven door de tellerstand van een motorrijtuig te verstrekken aan de Dienst Wegverkeer door middel van de voorziening bedoeld in artikel 6, vijfde lid. -
20.
Voorschriften met betrekking tot de keuring
- De LPG-technicus controleert of hij beschikking heeft over het boekwerk ‘Regelgeving keuring gasinstallatie’.
- Bij keuring van:
a. een G3-installatie is de zogenaamde G3 fabrikantenverklaring aanwezig;
b. een installatie volgens VN/ECE-reglement 115 is de inbouwhandleiding en een afschrift van de VN/ECE-goedkeuring aanwezig.
-
21.
- Indien bij de erkenninghouder een keuring van een gasinstallatie wordt aangevraagd, stelt deze, na overleg met de aanvrager, onverwijld het tijdstip voor de keuring vast. De keuring vindt zo spoedig mogelijk na de aanvraag plaats.
- Er wordt geen keuring verricht dan nadat het kentekenregister is geraadpleegd ten aanzien van:
a. het voor het voertuig opgegeven kenteken;
b. het voertuigidentificatienummer van het ter keuring van de gasinstallatie aangeboden voertuig.
3. Er wordt geen keuring verricht en de aanvrager van een keuring van een gasinstallatie wordt naar de Dienst Wegverkeer doorverwezen indien:
a. het raadplegen van het kentekenregister niet mogelijk is door een onjuiste combinatie van het kenteken en de laatste vier posities van het voertuigidentificatienummer of indien de laatste vier posities van het voertuigidentificatienummer niet bekend zijn;
b. het voertuigidentificatienummer van het voertuig niet in overeenstemming is met het kentekenregister;
c. in geval van een tenaamstelling met een beperkte geldigheidsduur als bedoeld in artikel 40a van het Kentekenreglement, de tenaamstelling is vervallen;
d. het aantal cilinders van de motor in het voertuig niet overeenkomt met het aantal cilinders vermeld in het kentekenregister.
4. Indien het raadplegen van de voertuiggegevens als gevolg van een storing in een door de Dienst Wegverkeer geaccepteerd netwerk als bedoeld in artikel 6, vijfde lid, niet mogelijk is, wordt niet tot keuring van de gasinstallatie overgegaan.
5. Indien het voertuig is voorzien van kentekenplaten dient het kentekennummer vermeld op de kentekenplaten overeen te komen met het kentekennummer zoals vermeld in het kentekenregister. Is dit niet het geval, dan wordt de aanvrager doorverwezen naar de Dienst Wegverkeer.
6. Het voertuigidentificatienummer dient zonder demontage van onderdelen van de gasinstallatie leesbaar te zijn. Is dit niet mogelijk, dan wordt de aanvrager doorverwezen naar de Dienst Wegverkeer.
-
22.
1. Het voertuig wordt onmiddellijk na binnenkomst in de werkplaats op lekkage gecontroleerd.
2. Ten einde het inademen van schadelijke uitlaatgassen zoveel mogelijk te beperken is tijdens het draaien van de motor een afvoerslang aan de uitlaat zijn bevestigd.
-
23.
- Tijdens de keuring van de gasinstallatie wordt met gebruikmaking van de apparatuur als bedoeld in artikel 8 vastgesteld of het voertuig, inclusief de gasinstallatie, voldoet aan de artikelen 6.1, 6.2, tweede lid, en 6.3 van de Regeling voertuigen.
- Indien in het kentekenregister het veld van de datum eerste toelating niet is gevuld dan geldt de dag van keuring als datum eerste toelating voor de toepassing van de artikelen 6.1, 6.2, tweede lid, en 6.3 van de Regeling voertuigen.
-
24.
- Na afloop van elke keuring als bedoeld in artikel 21 wordt het bepaalde in het tweede tot en met zevende lid in acht genomen, alvorens de opnamekaart gasinstallatie af te geven aan de aanvrager.
- Voordat tot het afmelden als bedoeld in het derde lid wordt overgegaan, gaat de LPG-technicus die het voertuig afmeldt aan de hand van het kentekenregister na of de gasinstallatie van dat voertuig is goedgekeurd.
- Het voertuig wordt door middel van datacommunicatie bij de Dienst Wegverkeer afgemeld onder verstrekking van de volgende gegevens:
a. het pasnummer en de pincode van de LPG-technicus;
b. het kenteken van het voertuig;
c. de meldcode, gevormd door de laatste vier cijfers van het voertuigidentificatienummer, letters en leestekens buiten beschouwing gelaten;
d. indien het een voertuig betreft dat is voorzien van een kilometerteller, de afgelezen tellerstand;
e. indien de keuring van de gasinstallatie de inbouw van een LPG-installatie betreft:
1°. merk en typegoedkeuringsnummer van de LPG-installatie;
2°. de totale inhoud van de aanwezige LPG-tanks.
4. Op de opnamekaart gasinstallatie moet schriftelijk worden vermeld:
a. het bepaalde in het derde lid, onderdeel a tot en met e;
b. indien het voertuig aan een steekproef wordt onderworpen, het einde van de wachttijd van de steekproef;
c. de naam, adresgegevens en het keuringsinstantienummer van de erkenninghouder;
d. transactiecode.
5. Voordat de opnamekaart gasinstallatie wordt ondertekend, wordt door de LPG-technicus nagegaan of de opnamekaart gasinstallatie volledig is ingevuld.
6. De opnamekaart gasinstallatie wordt onverwijld aan de aanvrager afgegeven indien de gasinstallatie niet aan een steekproef wordt onderworpen.
7. Voor de opnamekaart gasinstallatie wordt gebruikt gemaakt van het door de Dienst Wegverkeer vastgestelde model opnamekaart gasinstallatie, zoals bekend gemaakt in de Regeling model opnamekaart gasinstallatie.