Gasverbindingen tussen de onderdelen van de LPG-installatie
Artikel 1.25Actuele regelgeving
-
1.
Soldeer- of lasverbindingen alsmede snijring-verbindingen zijn niet toegestaan.Wijze van keurenVisuele controle, zo nodig terwijl het motorvoertuig zich boven een inspectieput of op een hefinrichting bevindt. -
2.
Gasleidingen mogen alleen met elkaar worden verbonden door middel van koppelstukken die wat corrosie betreft gelijkwaardig zijn.Wijze van keurenVisuele controle, zo nodig terwijl het motorvoertuig zich boven een inspectieput of op een hefinrichting bevindt. -
3.
Roestvast stalen leidingen mogen alleen aan elkaar worden gekoppeld met behulp van roestvast stalen koppelingen.Wijze van keurenVisuele controle, zo nodig terwijl het motorvoertuig zich boven een inspectieput of op een hefinrichting bevindt. -
4.
Verdeelblokken moeten zijn vervaardigd van corrosiebestendig materiaal.Wijze van keurenVisuele controle, zo nodig terwijl het motorvoertuig zich boven een inspectieput of op een hefinrichting bevindt. -
5.
Gasleidingen dienen door middel van geschikte koppelingen met elkaar te worden verbonden, bijvoorbeeld tweedelige klemkoppelingen in stalen leidingen en koppelingen met tonnetjes met taps toelopende uiteinden aan beide zijden in koperen leidingen. Gasleidingen dienen te worden aangesloten met behulp van geschikte koppelingen. Onder geen beding mogen koppelstukken worden gebruikt waardoor de leidingen worden beschadigd. De barstdruk van de gemonteerde koppelingen moet tenminste even hoog liggen als die van de leiding zelf.Wijze van keurenVisuele controle, zo nodig terwijl het motorvoertuig zich boven een inspectieput of op een hefinrichting bevindt. -
6.
Het aantal verbindingen moet tot een minimum worden beperkt.Wijze van keurenVisuele controle, zo nodig terwijl het motorvoertuig zich boven een inspectieput of op een hefinrichting bevindt. -
7.
Alle verbindingen moeten zich op plaatsen bevinden die voor controle toegankelijk zijn.Wijze van keurenVisuele controle, zo nodig terwijl het motorvoertuig zich boven een inspectieput of op een hefinrichting bevindt. -
8.
De gasleidingen in een passagiersruimte of gesloten bagageruimte mogen niet langer zijn dan redelijkerwijs noodzakelijk is; aan deze eis is voldaan indien de gasleiding of -slang niet langer is dan de afstand van de LPG-tank tot de zijkant van het voertuig.Wijze van keurenVisuele controle. -
9.
Door een passagiersruimte of gesloten bagageruimte mogen geen gasvoerende verbindingen lopen behalve:
a. de aansluitingen op de gasdichte behuizing, en
b. de aansluiting van de gasleiding of -slang op de vuleenheid, als deze aansluiting van een LPG-bestendige mantel is voorzien en als lekkend gas onmiddellijk naar de buitenlucht wordt afgevoerd.Wijze van keurenVisuele controle. -
10.
De eisen van het achtste en negende lid gelden niet voor voertuigen met de voertuigclassificaties M2 en M3 als de gasleidingen of -slangen en -aansluitingen van een LPG-bestendige mantel zijn voorzien en in directe verbinding met de buitenlucht staan. Het open uiteinde van de mantel of het kanaal moet zich op het laagste punt bevinden.Wijze van keurenVisuele controle.