Mistvoorlichten bedrijfsauto, personenauto en driewielig motorrijtuig

Artikel 5.*.59b

Actuele regelgeving

  1. 1.

    De mistvoorlichten moeten goed zijn afgesteld, waarbij het bepaalde in Aanvullende permanente eisen, artikelen 114a en 114b, van toepassing is.
    Wijze van keuren

    Zie hoofdstuk “Aanvullende permanente eisen”.  

    Bij de controle van de afstelling van de dimlichten moeten de banden op de juiste spanning zijn.

    Aanvullende permanente eisen

    Artikel 114a

    Het mistvoorlicht moet zodanig zijn afgesteld dat bij controle met een koplamptestapparaat dan wel een lichtscherm ten aanzien van het geprojecteerde beeld, na fixatie van dat apparaat of scherm, het geprojecteerde lichtste vlak voor zowel een beladen als onbeladen voertuig zich globaal niet bevindt boven de horizontale lijn die overeenkomt met het midden van het mistvoorlicht.

    Artikel 114b

    De stand van de lichtbundel van het mistvoorlicht wordt gecontroleerd met behulp van een koplamptestapparaat dat juist voor het voertuig moet zijn opgesteld en waarbij:

    a. de voorwielen van het voertuig in de stand van rechtuitrijden staan;
    b. de handrem van het voertuig los staat; en
    c. het voertuig en het koplamptestapparaat op een vlakke en horizontale ondergrond zijn geplaatst.