Montage brandstoftank
Artikel 1.15Actuele regelgeving
-
1.
De LPG-installatie moet vergezeld gaan van een verklaring met bijbehorende detailtekening door of namens de fabrikant van het motorvoertuig, indien er sprake is van één of meer van de volgende situaties:
- in de carrosseriebodem is een gat gemaakt, niet zijnde een gat in de bodemplaat van ten hoogste 150 bij 150 mm ten behoeve van een inspectieluikje dan wel doorvoergaten ten behoeve van leidingen en gaten voor de montage van de LPG-tank;
- de carrosseriebodem is in ernstige mate vervormd waardoor de stijfheid en sterkte van de carrosserie nadelig is beïnvloed;
- langs- of dwarsprofielen, dan wel versterkingsdelen van de mee- of zelfdragende carrosserie zijn verwijderd die de stijfheid en sterkte van de carrosserie beïnvloeden;
- het motorvoertuig is voorzien van een lastafhankelijke remkrachtregelaar en de vering is gewijzigd om te kunnen voldoen aan het gestelde in het dertiende lid.
Wijze van keurenvisuele controle aan de hand van de bijgeleverde verklaring waaruit moet blijken dat wordt voldaan aan het gestelde in het elfde lid. -
2.
Indien de LPG-tank op het dak van het motorvoertuig wordt aangebracht moet een verklaring met bijbehorende detailtekening door of namens de fabrikant van het motorvoertuig worden overgelegd.Wijze van keurenvisuele controle aan de hand van de bijgeleverde verklaring waaruit moet blijken dat wordt voldaan aan het gestelde in het elfde lid. -
3.
De beproevingsdatum van de LPG-tank mag niet verder terug zijn gelegen dan 10 jaar.Wijze van keurenVisuele controle. -
4.
De LPG-tank mag niet door corrosie zijn aangetast, met uitzondering van corrosie van het oppervlak.Wijze van keurenVisuele controle, zo nodig terwijl het motorvoertuig zich boven een inspectieput of op een hefinrichting bevindt. -
5.
De LPG-tank mag geen deuken vertonen.Wijze van keurenVisuele controle. -
6.
Indien de LPG-tank achter een zitplaats is aangebracht, moet in lengterichting van het motorvoertuig een vrije ruimte van ten minste 100 mm aanwezig zijn, die verdeeld mag zijn tussen de LPG-tank en de achterwand van het voertuig en tussen de LPG-tank en de zitplaats, waarbij de kortste afstand bepalend is.Wijze van keurenVisuele controle, bij twijfel meten met een geschikt meetmiddel. De vrije ruimte moet zodanig worden gemeten dat de LPG-tank, op denkbeeldige wijze, over een afstand van ten minste 100 mm in lengterichting van het voertuig kan worden verplaatst. -
7.
De tank moet permanent in het voertuig zijn gemonteerd en mag niet in de motorruimte zijn geplaatst.Wijze van keurenVisuele controle, zo nodig terwijl het motorvoertuig zich boven een inspectieput of op een hefinrichting bevindt. -
8.
De brandstoftank moet in de juiste positie worden geïnstalleerd overeenkomstig de aanwijzingen van de fabrikant van de LPG-tank.Wijze van keurenGestelde eis wordt beoordeeld aan de hand van documentatie van de fabrikant van de LPG-tank, tenzij de tank een merkteken draagt waaruit blijkt wat de juiste stand is. -
9.
De brandstoftank moet zodanig zijn gemonteerd dat er geen metaal met metaal in contact is, met uitzondering van de permanente bevestigingspunten van de tank.Wijze van keurenVisuele controle, zo nodig terwijl het motorvoertuig zich boven een inspectieput of op een hefinrichting bevindt. -
10.
De LPG-tank moet hetzij van permanente bevestigingspunten voor de bevestiging aan het voertuig zijn voorzien, hetzij aan het voertuig kunnen worden bevestigd door middel van een tankhouder en tankbanden.Wijze van keurenVisuele controle. -
11.
De LPG-tank(s) moet zodanig zijn gemonteerd en bevestigd dat bij volle tank(s) de volgende versnellingen kunnen worden geabsorbeerd (zonder dat schade wordt veroorzaakt):
a. voertuigen van de voertuigclassificaties M1 en N1:
1°. 20 g in de rijrichting;
2°. 8 g in horizontale richting loodrecht op de rijrichting;b. voertuigen van de voertuigclassificaties M2 en N2:
1°. 10 g in de rijrichting;
2°. 5 g in horizontale richting loodrecht op de rijrichting;c. voertuigen van de categorieën M3 en N3:
1°. 6,6 g in de rijrichting;
2°. 5 g in horizontale richting loodrecht op de rijrichting.Er mag in plaats van een praktijktest een berekeningsmethode worden toegepast indien de gelijkwaardigheid daarvan tot genoegen van de Dienst Wegverkeer wordt aangetoond door de aanvrager van de goedkeuring.
Wijze van keurenVisuele controle aan de hand van de overgelegde documentatie. -
12.
De bevestiging zoals vermeld in het elfde lid wordt geacht te voldoen in het geval de LPG-tank op een andere plaats dan op het dak van het motorvoertuig is aangebracht en indien de bevestiging is uitgevoerd volgens onderstaande voorschriften:
- bestaat uit ten minste vier bouten, tenzij uit een door de Dienst Wegverkeer goedgekeurde berekening blijkt dat wordt voldaan aan het elfde lid;
- is voorzien van onderlegringen of -platen, in het geval het plaatwerk ter plaatse enkelvoudig is uitgevoerd;
- deze bouten en onderlegringen of -platen, uitgaande van materiaalsoort St 37 en bevestigingsbouten van klasse 8.8 ten minste voldoen aan de hieronder in tabel 1 aangegeven afmetingen, en
- ter plaatse van de bevestiging geen samendrukbare stoffen aanwezig zijn, tenzij de bevestiging voldoet aan het bepaalde in het elfde lid.
Tankinhoud meer dan - tot en met (in liters) Afmetingen onderlegringen of onderlegplaten (mm) Boutdiameter (mm) .. -100 rond 30 x 1,5
rond 25 x 2,58 100 tot 150 rond 50 x 2
rond 30 x 310 150- .. constructie moet voldoen aan bepaalde in lid 11 constructie moet voldoen aan bepaalde in lid 11 Wijze van keurenVisuele controle, bij twijfel meten met een geschikt meetmiddel. -
13.
In rijklare toestand van het voertuig mag de LPG-tank zich niet minder dan 200 mm boven het wegdek bevinden. Tenzij de LPG-tank geplaatst is op de originele plaats van de benzinetank en de hoogte boven het wegdek minimaal gelijk is aan de hoogte van de benzinetank boven het wegdek.Wijze van keurenVisuele controle, bij twijfel meten met een geschikt meetmiddel. -
14.
De bepalingen van het dertiende lid zijn niet van toepassing indien de tank voldoende is beschermd aan de voor- en zijkanten en geen deel van de tank lager is geplaatst dan deze beschermende constructie.Wijze van keurenDe gestelde eis wordt beoordeeld met het voertuig in onbeladen toestand met behulp van een rei die horizontaal tegen de onderzijde van het voertuig wordt gehouden, waarbij de wielen niet en de LPG-tank wel als deel van de voertuigconstructie worden aangemerkt. -
15.
De LPG-tank mag niet door middel van kabels zijn aangebracht.Wijze van keurenVisuele controle. -
16.
De LPG-tank moet met ten minste twee tankbanden op het tankframe zijn bevestigd. Indien de tankbanden tevens het gewicht van de LPG-tank dragen, moeten ten minste drie tankbanden zijn aangebracht, tenzij de LPG-tank door middel van de vaste bevestigingspunten is bevestigd.Wijze van keurenVisuele controle, zo nodig terwijl het motorvoertuig zich boven een inspectieput of op een hefinrichting bevindt. -
17.
De tankbanden moeten voorkomen dat de LPG-tank kan gaan schuiven, draaien of losraken.Wijze van keurenVisuele controle. -
18.
Tussen de LPG-tank en de tankbanden moet beschermend materiaal, zoals vilt, leer of kunststof, zijn aangebracht.Wijze van keurenVisuele controle. -
19.
De tankbanden moeten de tankomtrek geheel of nagenoeg geheel omsluiten, waarbij het tankframe een gedeelte van de omsluiting vormt.Wijze van keurenVisuele controle. -
20.
De LPG-tank die door middel van een tankframe en tankbanden aan het motorvoertuig is bevestigd, mag zich nagenoeg niet verplaatsen wanneer de tank wordt onderworpen aan de acceleraties, genoemd in het elfde lid.Wijze van keurenIndien wordt voldaan aan het gestelde in het twaalfde en eenentwintigste lid of de aanvrager overgelegd een door de Dienst Wegverkeer goedgekeurde berekening of beproeving wordt geacht aan deze eis te zijn voldaan. -
21.
In het geval de LPG-tank op een andere plaats dan op het dak van het voertuig is aangebracht, wordt geacht aan het bepaalde in het elfde lid te voldoen indien:
a. de tankbanden, uitgaande van materiaalsoort St 37, en de bevestigingsbouten, uitgaande van klasse 8.8, ten minste voldoen aan de in tabel 2 aangegeven afmetingen, en
b. de LPG-tank in lengterichting van het motorvoertuig is aangebracht en aan de voorzijde van het tankframe een dwarsverbinding is aangebracht die:
1o. ten minste dezelfde dikte heeft als het tankframe;
2o. ten minste 30 mm hoog is waarbij de bovenzijde van de dwarsverbinding zich ten minste 30 mm boven de onderzijde van de tank moet bevinden, en
3o. zich zo dicht mogelijk dan wel binnen de bolling van de tank bevindt.Tankinhoud meer dan - tot en met (in liters) Afmetingen van de tankbanden (mm) Boutdiameter (mm) .. -85 20 x 3
29 x 1,5*8
885 tot 100 30 x 3
20 x 3**10
8100 tot 150 50 x 6
50 x 3***12
10150- .. constructie moet voldoen aan bepaalde in lid 11 constructie moet voldoen aan bepaalde in lid 11 ** In dit geval moet de LPG-tank met ten minste drie tankbanden zijn aangebracht.
*** In dit geval moet de LPG-tank met ten minste vier tankbanden zijn aangebracht.
Wijze van keurenVisuele controle; in geval van twijfel te meten met een geschikt meetmiddel. Voor de toepassing van het bepaalde in onderdeel b, wordt onder de LPG-tank in lengterichting verstaan een tank waarvan de hartlijn is gelegen tussen 0° en 30° ten opzichte van het verticale mediaanlangsvlak van het motorvoertuig.